ECLI:NL:CRVB:2018:3360
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Buiten behandelingstelling bijstandsaanvraag wegens ontbrekende gegevens en identiteitsfraude
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de aanvraag van appellante voor bijstand op grond van de Participatiewet buiten behandeling is gesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft op 23 oktober 2018 uitspraak gedaan. De aanvraag van appellante, ingediend op 7 juni 2015, werd door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam buiten behandeling gesteld omdat appellante, ondanks geboden hersteltermijnen, geen noodzakelijke gegevens had overgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond.
Appellante stelde dat zij door identiteitsfraude niet in staat was om de gevraagde gegevens, waaronder bankafschriften van haar rekeningen in Groot-Brittannië, te overleggen. De Raad oordeelde echter dat de door het college opgevraagde gegevens essentieel waren voor de beoordeling van het recht op bijstand. Appellante had de gevraagde gegevens niet tijdig ingediend en niet aannemelijk gemaakt dat zij daarover niet redelijkerwijs kon beschikken. Bovendien had zij na een eerder verleend uitstel geen verzoek om verder uitstel ingediend.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college in redelijkheid gebruik had kunnen maken van zijn bevoegdheid om de aanvraag buiten behandeling te stellen. De omstandigheid dat de gevraagde gegevens niet waren overgelegd bij een latere aanvraag om bijstand, maakte de situatie niet anders, aangezien deze aanvraag betrekking had op een andere periode. Het hoger beroep van appellante werd dan ook afgewezen, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.