ECLI:NL:CRVB:2018:333

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 januari 2018
Publicatiedatum
1 februari 2018
Zaaknummer
13/503 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake recht op ziekengeld en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zijn bezwaar tegen een eerdere beslissing ongegrond verklaarde. Het Uwv had op 25 april 2012 bepaald dat appellant vanaf 23 januari 2012 geen recht had op ziekengeld. Na een rapport van een deskundige en een nadere reactie, heeft het Uwv op 6 oktober 2016 een nieuw besluit genomen, waarin het bezwaar van appellant alsnog gegrond werd verklaard. Dit betekende dat appellant recht had op een ZW-uitkering vanaf 23 januari 2012 en dat de kosten van bezwaar vergoed zouden worden.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellant geen belang meer had bij een oordeel in hoger beroep, aangezien het Uwv volledig aan zijn bezwaren tegemoet was gekomen. Hierdoor werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft het Uwv tevens veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.254,50 bedragen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep op 31 januari 2018, met J.S. van der Kolk als voorzitter en F.M.S. Requisizione en A.T. de Kwaasteniet als leden.

Uitspraak

13/503 ZW, 17/1917 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van
19 december 2012, 12/894 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 31 januari 2018
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. U. Ugur, advocaat, hoger beroep ingesteld. Tevens is medische informatie overgelegd.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Het onderzoek ter zitting heeft gevoegd met het – inmiddels ingetrokken – hoger beroep in zaak 14/2139 plaatsgevonden op 4 maart 2015, waar appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Ugur, mr. Besli en M. Cordes (tolk). Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. H. ten Brinke.
Omdat het onderzoek niet volledig is geweest, heeft de Raad het onderzoek heropend en
dr. M.A. Bozdağ, psychiater, als deskundige benoemd.
Op 29 juni 2016 heeft de deskundige een rapport uitgebracht. Partijen hebben daarop gereageerd. Op 16 september 2016 heeft de Raad een nadere reactie van de deskundige ontvangen.
Het Uwv heeft een nader besluit toegezonden.
Appellant heeft een reactie ingezonden.
Met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb, is een nader onderzoek ter zitting achterwege gelaten en is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Het Uwv heeft bij besluit van 25 april 2012 (bestreden besluit) het bezwaar van appellant tegen het besluit van 23 januari 2012, waarbij is bepaald dat appellant vanaf 23 januari 2012 geen recht heeft op ziekengeld, ongegrond verklaard. Het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep heeft de rechtbank bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard.
2. Nadat de deskundige een rapport en een nadere reactie had uitgebracht, heeft het Uwv op
6 oktober 2016, aangevuld op 20 oktober 2016, een nader besluit genomen. Dat besluit houdt in dat de hersteldmelding per 23 januari 2012 in het kader van de Ziektewet (ZW) niet wordt gehandhaafd. Het bezwaar tegen de beslissing van 23 januari 2012 is alsnog gegrond verklaard. Appellant heeft vanaf die datum recht op ZW-uitkering. Tevens heeft het Uwv bepaald dat de kosten van bezwaar (bezwaarschrift en bijwonen hoorzitting) worden vergoed en inmiddels zijn betaald. Bij brief van 24 november 2016 heeft het Uwv te kennen gegeven dat verrekening/nabetaling van ZW-uitkering zal plaatsvinden vanaf 23 januari 2012 onder vergoeding van de wettelijke rente.
3. Appellant heeft vervolgens aangevoerd dat hij duidelijkheid van het Uwv wenst over zijn aanspraak op uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) nu de wachttijd is verstreken en er een deskundigenrapport is uitgebracht.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Onderwerp van geschil in deze zaak betreft het recht op ziekengeld per 23 januari 2012. Het Uwv is gezien het overwogene onder 2 geheel aan de bezwaren van appellant tegemoet gekomen. Dit betekent, gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, dat het nadere besluit niet in het geding wordt betrokken. Appellant heeft geen belang meer bij een oordeel in hoger beroep. Appellant heeft met het hoger beroep bereikt wat hij heeft nagestreefd. Een besluit over een WIA-uitkering ligt niet ter beoordeling voor. Dit betekent dat het hoger beroep niet‑ontvankelijk moet worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
5. Er bestaat aanleiding het Uwv te veroordelen in de proceskosten in beroep (2 punten maal
€ 501,-) en in hoger beroep (2,5 punten) wegens verleende rechtsbijstand, dus in totaal
€ 2.254,50.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten ten bedrage van € 2.254,50;
  • bepaalt dat het Uwv het griffierecht van € 157,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk als voorzitter en F.M.S. Requisizione en
A.T. de Kwaasteniet als leden, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2018.
(getekend) J.S. van der Kolk
(getekend) P. Boer

IJ