Uitspraak
16.6372 WAO
OVERWEGINGEN
Voor een veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellant is geen aanleiding.
BESLISSING
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellant, die inpakker was en sinds 1992 ziek is, een herhaalde aanvraag ingediend voor een WAO-uitkering. De aanvraag is gedaan op 25 februari 2014, waarbij appellant stelde dat zijn gezondheid was verslechterd. Het Uwv had eerder, op 3 juni 1997, vastgesteld dat appellant niet in aanmerking kwam voor een uitkering, omdat hij minder dan 25% arbeidsongeschikt was. De aanvraag van 2014 werd door het Uwv niet in behandeling genomen, omdat appellant niet had gereageerd op een eerdere brief waarin hij werd gevraagd om aanvullende informatie. In de daaropvolgende bezwaarprocedure werd de aanvraag afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een herbeoordeling rechtvaardigden.
De rechtbank Amsterdam heeft de beslissing van het Uwv bevestigd, waarbij werd opgemerkt dat de medische verklaringen die appellant had ingediend, niet relevant waren voor de beoordelingsdatum van 18 november 1993. Appellant ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de aanvraag konden onderbouwen. De Raad bevestigde dat de aanvraag van appellant terecht was afgewezen en dat er geen aanleiding was voor schadevergoeding of proceskostenvergoeding. De uitspraak werd gedaan door A.T. de Kwaasteniet, met B. Dogan als griffier, op 24 oktober 2018.