Uitspraak
13.3276 WIA
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt de Staat tot betaling aan appellant van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 2.500,-.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering aan appellant, die eerder door het Uwv was vastgesteld op 58,62% arbeidsongeschiktheid. Appellant had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv, dat zijn arbeidsongeschiktheid op 77,9% had vastgesteld. De rechtbank Limburg had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarop hij in hoger beroep ging. De Raad oordeelde dat de hogerberoepsgronden een herhaling waren van de eerdere beroepsgronden en dat er geen nieuwe gegevens waren die de eerdere oordelen konden weerleggen. De Raad onderschreef volledig het oordeel van de rechtbank over de vastgestelde beperkingen van appellant en concludeerde dat het Uwv terecht de loongerelateerde WGA-uitkering had vastgesteld en de IVA-uitkering had geweigerd.
Daarnaast heeft appellant een verzoek ingediend om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Raad oordeelde dat de redelijke termijn van artikel 6 van het EVRM was overschreden, aangezien de totale procedure meer dan vier jaar had geduurd zonder rechtvaardigende omstandigheden. De Raad kende appellant een schadevergoeding toe van € 2.500,-, te betalen door de Staat, maar wees een veroordeling in proceskosten af. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en gaf een duidelijke uitleg over de toekenning van de WGA-uitkering en de schadevergoeding.