ECLI:NL:CRVB:2018:329
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verzoek tot wijziging ontslagdatum en doorwerken na AOW-gerechtigde leeftijd
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 februari 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die werkzaam was bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De appellant had een vaststellingsovereenkomst getekend waarin was vastgelegd dat hij per 1 december 2015 ontslag zou nemen. Later verzocht hij de minister om de ontslagdatum met 4,5 maand te verzetten, zodat hij kon doorwerken tot de AOW-gerechtigde leeftijd. Dit verzoek werd door de minister afgewezen, wat leidde tot een rechtszaak.
De rechtbank Den Haag had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de appellant voldoende geïnformeerd was over de gevolgen van de vaststellingsovereenkomst. De Raad stelde vast dat de afspraken in de overeenkomst bindend waren en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een wijziging van de ontslagdatum rechtvaardigden. De appellant had ook juridische bijstand gehad en was zich bewust van de financiële gevolgen van de afgesproken ontslagdatum.
De Raad concludeerde dat de minister niet verplicht was om in te gaan op het verzoek om door te werken na de AOW-gerechtigde leeftijd, aangezien de ontslagdatum al was vastgelegd in de overeenkomst. De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de bindende aard van overeenkomsten in het bestuursrecht, vooral in het ambtenarenrecht. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van de appellant af.