ECLI:NL:CRVB:2018:3264
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand naar gehuwdennorm en gevolgen voor verblijfsrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft de toekenning van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) aan appellanten, die een gehuwdenuitkering aanvroegen. Appellant ontving bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder, terwijl appellante een verblijfsvergunning had. Tijdens een gesprek met de klantmanager werd appellanten meegedeeld dat het aanvragen van bijstand gevolgen kon hebben voor de verblijfsvergunning van appellante. Dit leidde tot verwarring en het indienen van een mutatieformulier, maar geen formele aanvraag voor bijstand naar de gehuwdennorm. Het college van burgemeester en wethouders van Vaals verleende uiteindelijk bijstand naar de gehuwdennorm met ingang van 21 augustus 2014, maar appellanten stelden dat zij eerder recht hadden op bijstand. De Raad oordeelde dat het college niet verwijtbaar had gehandeld en dat appellanten niet aannemelijk hadden gemaakt dat zij door het college waren afgehouden van het indienen van een aanvraag. De Raad bevestigde de beslissing van het college en de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat de bijstand terecht pas vanaf 21 augustus 2014 was verleend.