In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 oktober 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv. Appellant, die als operationeel manager/directeur werkzaam was, meldde zich op 31 december 2012 ziek. Hij had eerder, op 1 augustus 2012, de diagnose auto-immuunhepatitis (AIH) gekregen, maar het Uwv stelde de eerste arbeidsongeschiktheidsdag vast op 1 augustus 2012, wat betekende dat appellant niet verzekerd was voor de Wet WIA op dat moment. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had het beroep van appellant ongegrond verklaard, maar in hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat appellant pas op 31 december 2012 feitelijk arbeidsongeschikt was. De Raad heeft vastgesteld dat de wachttijd voor de IVA-uitkering begon op 29 december 2014, en dat appellant met ingang van die datum recht heeft op een IVA-uitkering. De Raad heeft het besluit van het Uwv vernietigd en de kosten van appellant, inclusief proceskosten, toegewezen. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste vaststelling van de eerste arbeidsongeschiktheidsdag en de gevolgen daarvan voor de uitkering.