ECLI:NL:CRVB:2018:320
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvragen bijstand naar gehuwdennorm en toepassing kostendelersnorm bij samenwoning met niet-rechthebbende partner
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellanten tegen de uitspraken van de rechtbank Amsterdam. De appellanten, een Roemeense vrouw en haar partner, hebben meerdere aanvragen om bijstand ingediend, die door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam zijn afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de vrouw geen verblijfsrecht had en dat de bijstand aan de man was verlaagd op basis van de kostendelersnorm, omdat zij samenwoonden. De Raad heeft vastgesteld dat de vrouw op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht, maar geen melding heeft gemaakt van deze werkzaamheden bij haar aanvragen om bijstand. De Raad oordeelde dat de appellanten de inlichtingenverplichting hebben geschonden, wat leidde tot de conclusie dat zij geen recht op bijstand hadden. De Raad bevestigde de uitspraken van de rechtbank met betrekking tot de afwijzing van de aanvragen om bijstand en de toepassing van de kostendelersnorm. Daarnaast werd de aanvraag van de vrouw om bedrijfskapitaal afgewezen, omdat zij niet voldeed aan de voorwaarden van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004. De Raad vernietigde echter de uitspraak van de rechtbank over deze aanvraag, omdat het college de afwijzing niet op de juiste gronden had gemotiveerd. De Raad veroordeelde het college tot betaling van proceskosten aan de appellanten.