ECLI:NL:CRVB:2018:3188
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen weigering WIA-uitkering na arbeidsongeschiktheid door lichamelijke en psychische klachten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de weigering van een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die eerder als receptionist/nachtportier werkte, meldde zich ziek na een ongeval in 2012 en diende in 2014 een aanvraag in voor een WIA-uitkering. Het Uwv concludeerde na onderzoek dat appellant geschikt was voor zijn eigen werk en andere functies, en weigerde de uitkering. De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep tegen deze beslissing ongegrond. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat hij door zowel fysieke als psychische klachten niet in staat is om te werken. Hij betwistte de juistheid van de medische beoordeling en voerde aan dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar zijn psychische klachten. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen van appellant correct waren vastgesteld. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant in staat was om zijn maatgevende arbeid te verrichten, waardoor de WIA-uitkering terecht was geweigerd.