Uitspraak
17.5420 WUV
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1936, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, waarin haar aanvraag voor medische voorzieningen in verband met osteoporose en blaasklachten werd afgewezen. De aanvraag werd afgewezen op basis van het standpunt dat de gevraagde voorzieningen niet in verband stonden met de uit de vervolging voortvloeiende klachten van appellante. De Centrale Raad van Beroep heeft op 11 oktober 2018 uitspraak gedaan in deze zaak.
Appellante had eerder, in oktober 2016, verzocht om een voorziening voor medische behandeling en medicijnen. De Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank heeft de aanvraag afgewezen, wat door appellante werd bestreden. Tijdens de zittingen op 19 april en 31 augustus 2018 is het standpunt van verweerder nader toegelicht, waarbij werd gesteld dat er een andere oorzaak voor de osteoporose van appellante is dan de onderduikperiode. Dit werd onderbouwd met een medisch advies van geneeskundig adviseur A.M. Ohlenschlager, die aangaf dat de eierstokverwijderingen van appellante een belangrijke factor waren voor het ontwikkelen van osteoporose.
De Raad heeft vastgesteld dat er geen medische gegevens zijn die de stelling van appellante ondersteunen dat haar klachten verband houden met de onderduik. De terugkerende blaasontstekingen werden toegeschreven aan constitutioneel bepaalde aandoeningen en niet aan de omstandigheden van de onderduik. De Centrale Raad van Beroep heeft het beroep ongegrond verklaard en bepaald dat verweerder het griffierecht aan appellante vergoedt.