ECLI:NL:CRVB:2018:3171
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.L. Boxum
- W.F. Claessens
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de maatregel tot verlaging van bijstand op basis van gedrag en kleding van de appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellanten, die sinds 4 september 2013 bijstand ontvangen op basis van de Participatiewet (PW), hebben hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Dit besluit hield in dat de bijstand van appellanten met 100% werd verlaagd voor de duur van een maand, omdat appellant door zijn gedrag en kleding het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid zou hebben belemmerd.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant op 7 maart 2016 door zijn matchmaker was verwezen naar een organisatie voor de functie van asbestsaneerder, maar niet was geselecteerd. Het college had de maatregel opgelegd op basis van de constatering dat appellant tijdens een intakegesprek had aangegeven dat hij liever niet als asbestsaneerder wilde werken en dat hij door zijn kleding en gedrag niet gemotiveerd overkwam. De rechtbank had het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarop appellanten in hoger beroep gingen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellanten beoordeeld en geconcludeerd dat het college terecht had vastgesteld dat appellant door zijn gedrag en kleding het verkrijgen van werk had belemmerd. De Raad bevestigde dat de maatregel niet in strijd was met het verbod op discriminatie, aangezien de maatregel specifiek aan appellant was opgelegd op basis van zijn eigen gedrag. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.