ECLI:NL:CRVB:2018:3147
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstand in verband met onroerend goed in Turkije
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg van 3 augustus 2016. Het geschil betreft de terugvordering van bijstand van de appellant over de periode van 12 mei 2009 tot en met 28 februari 2015. Het college van burgemeester en wethouders van Venray heeft op 29 juni 2015 besloten tot terugvordering, omdat de appellant geen melding had gemaakt van het bezit van meerdere onroerende zaken in Turkije. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant tegen het besluit tot intrekking van bijstand van 19 mei 2015 geen rechtsmiddel heeft aangewend, waardoor dit besluit in rechte onaantastbaar is geworden. Hierdoor kon de juistheid van de intrekking niet meer inhoudelijk worden beoordeeld in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft bevestigd dat het college op grond van artikel 58, eerste lid, van de Participatiewet verplicht was om de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen, gezien de in rechte vaststaande intrekking van de bijstand. De appellant heeft geen zelfstandige gronden aangevoerd tegen de terugvordering. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De griffier en de voorzitter hebben de uitspraak ondertekend.