ECLI:NL:CRVB:2018:3145

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 september 2018
Publicatiedatum
12 oktober 2018
Zaaknummer
16/6889 WAJONG-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake Wajong-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 6 oktober 2016. De appellant, vertegenwoordigd door mr. R. Küçükünal, had beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 25 februari 2016, waarin zijn aanvraag voor een Wajong-uitkering was afgewezen. Tijdens de zitting werd meegedeeld dat appellant inmiddels per 6 juni 2018 in aanmerking is gebracht voor een Wajong-uitkering, wat de context van de zaak beïnvloedde. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit niet op de juiste wijze was voorbereid en gemotiveerd, met name niet in overeenstemming met het Beoordelingskader inzake duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen. De rechtbank had het beroep tegen het bestreden besluit ten onrechte ongegrond verklaard. De Centrale Raad heeft het besluit van het Uwv vernietigd en het Uwv opgedragen binnen zes weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.004,- en moest het griffierecht van € 170,- aan appellant worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.

Uitspraak

16.6889 WAJONG-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 6 oktober 2016, 16/2016 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 26 september 2018
Zitting hebben: E.W. Akkerman, J.J.T. van den Corput en D. Hardonk-Prins
Griffier: M.A.E. Lageweg
Ter zitting zijn verschenen: namens appellant mr. R. Küçükünal en namens het Uwv
mr. M.M. Grasmeijer

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 25 februari 2016;
- draagt het Uwv op binnen zes weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met
inachtneming van deze uitspraak en bepaalt dat beroep tegen dit besluit slechts bij de Raad
kan worden ingesteld;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.004,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht
van in totaal € 170,- aan hem vergoedt.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
1. Van de zijde van het Uwv is ter zitting van de Raad meegedeeld dat appellant inmiddels per 6 juni 2018 in aanmerking is gebracht voor een Wajong-uitkering. Ook is gemeld dat nader onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar aangewezen is. Appellant is niet gezien bij de voorbereiding van het besluit van 10 juli 2015 en de beslissing op bezwaar van 25 februari 2016 (bestreden besluit). Het bestreden besluit is niet voorbereid en gemotiveerd met inachtneming van het Beoordelingskader inzake duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen uit het Compendium Participatiewet van het Uwv en ook niet met inachtneming van de rechtspraak over het kunnen ontwikkelen van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. Hierin bestaat aanleiding voor het oordeel dat de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ten onrechte ongegrond heeft verklaard. Het bestreden besluit moet worden vernietigd. Het Uwv zal, met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, een nieuwe beslissing op bezwaar dienen te nemen.
2. Het Uwv wordt veroordeeld in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep tot een bedrag van € 2.004,-.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) M.A.E. Lageweg (getekend) E.W. Akkerman

OS