ECLI:NL:CRVB:2018:3145
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake Wajong-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 6 oktober 2016. De appellant, vertegenwoordigd door mr. R. Küçükünal, had beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 25 februari 2016, waarin zijn aanvraag voor een Wajong-uitkering was afgewezen. Tijdens de zitting werd meegedeeld dat appellant inmiddels per 6 juni 2018 in aanmerking is gebracht voor een Wajong-uitkering, wat de context van de zaak beïnvloedde. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit niet op de juiste wijze was voorbereid en gemotiveerd, met name niet in overeenstemming met het Beoordelingskader inzake duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen. De rechtbank had het beroep tegen het bestreden besluit ten onrechte ongegrond verklaard. De Centrale Raad heeft het besluit van het Uwv vernietigd en het Uwv opgedragen binnen zes weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.004,- en moest het griffierecht van € 170,- aan appellant worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.