ECLI:NL:CRVB:2018:3124
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging en terugvordering van Wajong-uitkering wegens hennepteelt en schending van inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Wajong-uitkering en de terugvordering van een onverschuldigd betaald bedrag aan appellant, die sinds 1992 een uitkering ontving. De uitkering werd beëindigd na de detentie van appellant in verband met een strafrechtelijk onderzoek naar zijn betrokkenheid bij hennepteelt. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) startte een onderzoek naar de rechtmatigheid van de uitkering en concludeerde dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door geen openheid van zaken te geven over zijn werkzaamheden en inkomsten tijdens een verhoor op 2 oktober 2013. Appellant beriep zich op zijn zwijgrecht, maar het Uwv oordeelde dat hij desondanks verplicht was om relevante informatie te verstrekken. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. In hoger beroep heeft de Raad bevestigd dat appellant zijn informatieplicht had geschonden, waardoor het Uwv niet in staat was om de rechtmatigheid van de uitkering vast te stellen. De Raad oordeelde dat de beëindiging van de uitkering en de terugvordering van het onverschuldigde bedrag rechtmatig waren, en dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Raad oordeelde dat de proceskosten niet voor vergoeding in aanmerking kwamen.