ECLI:NL:CRVB:2018:3119
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- A. Stehouwer
- J.J.A. Kooijman
- M. ter Brugge
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over weigering bijstand met terugwerkende kracht wegens gebrek aan bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellante, die verstandelijk gehandicapt is, woonde sinds jaren in zorglocaties van een stichting en had haar bijstandsaanvraag ingediend na een verhuizing. Het dagelijks bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug had de bijstand beëindigd na haar verhuizing op 9 oktober 2014 en weigerde bijstand met terugwerkende kracht te verlenen. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna zij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad oordeelde dat appellante niet in staat was haar belangen te behartigen, maar dat haar belangenbehartiger, haar broer, op de hoogte had moeten zijn van de noodzaak om tijdig een aanvraag in te dienen. De Raad concludeerde dat de belangenbehartiger niet tijdig heeft gehandeld, wat voor rekening en risico van appellante komt. Daarnaast werd het beroep op het Verdrag inzake rechten van personen met een handicap verworpen, omdat de rechtbank had kunnen oordelen dat deze beroepsgrond in strijd met de goede procesorde was aangevoerd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat bijstand met terugwerkende kracht moest worden verleend.