ECLI:NL:CRVB:2018:3050

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 oktober 2018
Publicatiedatum
4 oktober 2018
Zaaknummer
16/1798 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake recht op WIA-uitkering en medisch onderzoek

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin werd geoordeeld dat appellant geen recht heeft op een WIA-uitkering. Appellant, die sinds 12 mei 2009 wegens psychische klachten niet meer kan werken, heeft in het verleden verschillende besluiten van het Uwv ontvangen die zijn recht op uitkering hebben ontzegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen toename van psychische klachten is ten opzichte van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 17 maart 2011. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het Uwv onvoldoende informatie heeft gebruikt en dat er te weinig beperkingen zijn aangenomen. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd geconcludeerd dat er geen bewijs is voor toegenomen beperkingen en dat de eerdere besluiten van het Uwv terecht zijn genomen. De Raad oordeelt dat de informatie van de behandelende psychiaters en de expertise van Van Laarhoven voldoende zijn om te concluderen dat appellant in 2011 in staat was om de geselecteerde functies te vervullen. De Raad heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.

Uitspraak

16.1798 WIA

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 8 februari 2016, 14/7761 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 3 oktober 2018
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R. Küçükünal, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft gevoegd met de zaak 16/4455 ZW plaatsgehad op 29 maart 2017. Namens appellant is mr. B.F. Desloover, advocaat, verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.W.L. Clemens.
Ter zitting is het onderzoek geschorst teneinde appellant in de gelegenheid te stellen een aanvraag in te dienen wegens toegenomen arbeidsongeschiktheid. De zaken zijn na de schorsing gesplitst.
Bij besluit van 5 juli 2017 heeft het Uwv appellant met ingang van 11 december 2015 in aanmerking gebracht voor een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nadere zitting achterwege gebleven, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant was werkzaam als controleur toen hij op 12 mei 2009 uitviel wegens psychische klachten. Bij besluit van 4 april 2011 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellant per 10 mei 2011 geen recht is ontstaan op een uitkering ingevolge de Wet WIA. Aan dat besluit ligt een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 17 maart 2011 ten grondslag. Bij besluit van 7 oktober 2011 heeft het Uwv het bezwaar tegen het besluit van 4 april 2011 ongegrond verklaard.
1.2.
Vanuit een situatie dat hij uitkering ontving op grond van de Werkloosheidswet (WW) heeft appellant zich op 7 september 2012 weer ziek gemeld. Op 13 juni 2014 heeft appellant het spreekuur van een verzekeringsarts bezocht, die in haar rapport van 7 augustus 2014 concludeert dat er sinds 7 september 2012 geen sprake is van toename van beperkingen. Haar standpunt is mede gebaseerd op een door psychiater J.H.M. van Laarhoven verrichte expertise. Bij besluit van 12 augustus 2014 heeft het Uwv vervolgens vastgesteld dat appellant per 7 september 2012 geen recht op WIA-uitkering heeft, omdat er in vergelijking met 2011 geen sprake is van toename van de beperkingen. Ook per 5 september 2014 heeft appellant geen recht op een WIA-uitkering, omdat appellant per 7 augustus 2014 niet arbeidsongeschikt wordt geacht, zodat de wachttijd ingevolge de Wet WIA niet is volgemaakt.
1.3.
Bij besluit van 26 november 2014 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 12 augustus 2014 ongegrond verklaard. Aan dat besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 11 november 2014 ten grondslag.
2. De rechtbank heeft het door appellant tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het medisch onderzoek door het Uwv op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Het Uwv heeft een expertise laten verrichten door Van Laarhoven, die zich heeft laten informeren door de behandelaars van appellant. In zijn rapport van 26 juli 2014 concludeert hij dat er geen sprake is van een psychotische stoornis of een depressieve stoornis. Wel acht hij een paniekstoornis aanwezig en adviseert hij appellant beperkt te achten op conflicthantering. Beide verzekeringsartsen hebben appellant persoonlijk gezien. De verzekeringsartsen hebben zich aangesloten bij de bevindingen en conclusies van Van Laarhoven, die op zijn beurt weer de conclusies van de behandelend psychiaters heeft overgenomen. Van een toename van psychische klachten in vergelijking met de FML van 17 maart 2011 is geen sprake. Over de hartklachten van appellant heeft de rechtbank overwogen dat er geen informatie is waaruit blijkt dat die klachten zouden zijn toegenomen.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant, kort weergegeven, aangevoerd dat het Uwv op grond van summiere informatie het bestreden besluit heeft genomen. Er zijn te weinig beperkingen aangenomen. Appellant is nog steeds niet in staat de vijf in 2011 geselecteerde functies te vervullen. Het rapport van Van Laarhoven vertoont hiaten.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4.1.
De Raad oordeelt als volgt.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank en de overwegingen die de rechtbank tot dat oordeel hebben gebracht worden onderschreven. Er was uitgebreide informatie van de diverse psychiaters, die appellant hebben behandeld, beschikbaar. Al die informatie is meegewogen door de verzekeringsartsen van het Uwv, en daarnaast heeft een verzekeringsarts nog een medische expertise laten verrichten. Uit al die informatie blijkt niet van een toename van psychische klachten en/of beperkingen, vergeleken met de FML van 17 maart 2011. Hetzelfde geldt voor de cardiale klachten, die blijkens de informatie stabiel zijn, en overigens ook geen relevante afwijkingen opleveren. De door appellant ingezonden medische informatie die betrekking heeft op data na de nu in geding zijnde data kan deze in deze procedure geen rol spelen. Niet onaannemelijk is dat de gezondheidssituatie van appellant nadien verslechterd is, gelet op de in het procesverloop vermelde vaststelling dat appellant recht heeft op een
WIA-uitkering per 11 december 2015. De stelling van appellant dat hij nog steeds niet in staat is de in 2011 geselecteerde functies te vervullen kan in deze procedure niet aan de orde komen. Tegen het besluit van 7 oktober 2011 is geen beroep ingesteld, zodat vast staat dat appellant in 2011 in staat was die functies te verrichten. Nu ligt primair de vraag voor of er, uitgaande van de FML van 17 maart 2011, sprake is van toegenomen beperkingen, welke vraag de rechtbank terecht negatief heeft beantwoord.
4.3.
De conclusie is dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning als voorzitter en E.W. Akkerman en
A.T. de Kwaasteniet als leden, in tegenwoordigheid van R.H. Budde als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2018.
(getekend) M.C. Bruning
De griffier is verhinderd te ondertekenen.

RB