ECLI:NL:CRVB:2018:3046
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na psychische klachten en de zorgvuldigheid van medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de beëindiging van het recht op ziekengeld van appellant, die zich had ziek gemeld met psychische klachten. Appellant, die eerder als procesmanager werkte, had zich op 13 mei 2013 ziek gemeld en ontving ziekengeld op basis van de Ziektewet. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant per 13 juni 2014 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij in staat werd geacht om andere functies te vervullen. Appellant had hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv handhaafde zijn besluit na een medisch onderzoek.
In hoger beroep stelde appellant dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd en dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn verergerde klachten. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek wel degelijk zorgvuldig was en dat de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die concludeerde dat appellant geschikt was voor andere functies, terecht waren. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De Raad oordeelde dat appellant niet had aangetoond dat hij lijdt aan een depressie of PTSS, en dat de informatie die hij aanvoerde niet relevant was voor de beoordeling van zijn situatie op de datum in geding. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.