In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland, die het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Appellant ontving sinds 1 april 2013 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) en heeft verzuimd om zijn pensioeninkomsten van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) door te geven aan het Uwv. Het Uwv legde appellant een boete op van € 1.390,- wegens schending van de inlichtingenverplichting. Appellant stelde dat hij niet op de hoogte was van deze verplichting en dat de hoogte van de boete niet in verhouding stond tot de ernst van de overtreding. De rechtbank oordeelde dat appellant de inlichtingenverplichting had geschonden en dat het Uwv terecht een boete had opgelegd. In hoger beroep bevestigde de Centrale Raad van Beroep dat appellant de informatie had moeten doorgeven en dat de boete van 50% van het benadelingsbedrag passend was. De Raad verlaagde echter de boete tot € 1.383,20, omdat de regelgeving was gewijzigd. De Raad veroordeelde het Uwv ook in de proceskosten van appellant.