In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 september 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv met betrekking tot haar aanvraag voor een Wajong-uitkering. Appellante, geboren in 1988, had op 13 mei 2013 een aanvraag ingediend voor ondersteuning op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong 2010) vanwege PDD-NOS/autisme. Het Uwv had vastgesteld dat appellante niet in aanmerking kwam voor een Wajong-uitkering, omdat zij op de dag dat zij zeventien jaar oud werd en de 52 weken daarna meer dan 75% van het maatmaninkomen kon verdienen. De rechtbank had het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Appellante stelde dat de rechtbank onvoldoende rekening had gehouden met haar behoefte aan een jobcoach en dat het Uwv een onjuist maatmanloon had vastgesteld. De Raad oordeelde dat appellante niet in aanmerking kwam voor een Wajong-uitkering met ingang van 5 april 2006 of een andere datum in de periode van vijf jaar daarna. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, maar oordeelde dat de rechtbank de kosten voor het deskundigenrapport van Ergatis ten onrechte niet had vergoed. De Raad heeft het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante in zowel de eerste aanleg als in hoger beroep.