ECLI:NL:CRVB:2018:2869
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van terugvordering bijstandsverlening en inlichtingenverplichting
Op 28 augustus 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een appellant die in beroep ging tegen de terugvordering van bijstandsverlening door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De terugvordering was gebaseerd op het niet voldoen aan de inlichtingenverplichting, waarbij appellant geen melding had gemaakt van contante stortingen en bijschrijvingen op zijn bankrekening. Het college had de bijstand van appellant over een bepaalde periode herzien en een bedrag van € 968,96 teruggevorderd. Daarnaast was er een brutering van een resterende vordering van € 734,58 tot een totaalbedrag van € 1.156,82.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de beroepsgrond van appellant, dat de stortingen leningen betroffen voor zijn kinderen, niet aannemelijk was gemaakt. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellant de inlichtingenverplichting had geschonden door de stortingen niet te melden. De Raad oordeelde verder dat het college bevoegd was om de terugvordering te bruteren, aangezien de terugvordering niet was ontstaan buiten de toedoen van appellant. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de inlichtingenverplichting voor bijstandsontvangers en de gevolgen van het niet naleven daarvan. De Centrale Raad van Beroep bevestigde dat het college terecht had gehandeld in de terugvordering en brutering van de vordering.