ECLI:NL:CRVB:2018:2854

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 september 2018
Publicatiedatum
20 september 2018
Zaaknummer
17/640 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar jaaropgave bijstand

Op 11 september 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van Haarlem. Appellant, die sinds 4 juli 2003 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, had bezwaar gemaakt tegen de jaaropgave 2015 die hem door het college was verstrekt. Het college verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk, omdat de jaaropgave niet gericht was op rechtsgevolg en derhalve geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank Noord-Holland had het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.

In hoger beroep voerde appellant aan dat de bedragen in de jaaropgave onjuist waren en gebaseerd op onrechtmatige inhoudingen door het college. Hij stelde dat belastingvrije giften van zijn moeder niet in aanmerking hadden mogen worden genomen bij de vaststelling van zijn recht op bijstand. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de jaaropgave slechts feitelijke informatie bevatte en dat er geen bezwaar openstond tegen deze informatie. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde.

De uitspraak werd gedaan door M. ter Brugge, met J.M.M. van Dalen als griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 11 september 2018. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

17.640 PW

Datum uitspraak: 11 september 2018
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
15 december 2016, 16/2152 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem (college)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft gevoegd met de zaken 17/446 PW, 17/447 PW, 17/449 PW, 17/450 PW, 17/451 PW en 17/3571 PW plaatsgevonden op 19 juni 2018.
Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. B. Wernik, die zich als gemachtigde heeft gesteld. Namens het college is verschenen R.C.F. de Vos. In de gevoegde zaken wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontvangt sinds 4 juli 2003 bijstand, laatstelijk op grond van de Participatiewet (PW).
1.2.
In februari 2016 heeft het college appellant de jaaropgave 2015 verstrekt.
1.3.
Bij besluit van 1 april 2016 (bestreden besluit), heeft het college het bezwaar van appellant tegen de jaaropgave 2015 niet‑ontvankelijk verklaard op de grond dat de jaaropgave niet is gericht op rechtsgevolg en daarmee geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank als volgt overwogen, waarbij appellant als eiser en het college als verweerder is aangeduid:
“Volgens jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) (ECLI:NL:CRVB:2016:2760) gaat het bij een jaaropgave, zoals hier aan de orde, om (het verstrekken van) informatie van feitelijke aard, waartegen geen bezwaar openstaat. De aan eiser verstrekte jaaropgave over 2015 bevat niet meer dan een optelsom van de bedragen die aan eiser zijn uitgekeerd en is daarom niet op rechtsgevolg gericht. Het bezwaar van eiser tegen de jaaropgave 2015 heeft daarom geen betrekking op een besluit. Als vervolgens over de jaaropgave onenigheid blijft bestaan, staat niet de weg naar de bestuursrechter open.”
3. In hoger beroep heeft appellant zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellant heeft aangevoerd dat de bedragen vermeld in de jaaropgave 2015 onjuist zijn en gebaseerd zijn op onrechtmatige inhoudingen door het college. Appellant heeft belastingvrije giften van zijn moeder ontvangen die bij de vaststelling van het recht op bijstand buiten beschouwing moeten worden gelaten. Om die reden had het college die bedragen niet mogen verrekenen met de uitgekeerde bijstand in 2015.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd zijn een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellant heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van de betrokken gronden in de aangevallen uitspraak onjuist dan wel onvolledig is. De Raad kan zich geheel vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen, zoals onder 2 weergegeven, waarop dat oordeel rust.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. ter Brugge, in tegenwoordigheid van J.M.M. van Dalen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 september 2018.
(getekend) M. ter Brugge
(getekend) J.M.M. van Dalen

NW