ECLI:NL:CRVB:2018:2850
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en WGA-uitkering van appellante met psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de WGA-uitkering van appellante, die zich op 12 augustus 2013 ziek meldde vanwege psychische klachten. Appellante had op 11 mei 2015 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Het Uwv had haar met ingang van 10 augustus 2015 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 77,36%. Appellante was het niet eens met deze beslissing en had bezwaar aangetekend, wat door de rechtbank Midden-Nederland ongegrond was verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat de vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) terecht waren. Appellante had in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens overgelegd die haar standpunt onderbouwden dat de in de FML opgenomen beperkingen onvoldoende waren. De Raad concludeerde dat appellante niet volledig arbeidsongeschikt was en dat zij niet voldeed aan de voorwaarden voor een IVA-uitkering. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en bevestigde de uitspraak, waarbij werd vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid op 10 augustus 2015 terecht was vastgesteld op 77,36%.