ECLI:NL:CRVB:2018:2840
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake uitkeringsspecificaties en kostendelersnorm
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die het beroep tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag ongegrond heeft verklaard. Appellante ontving sinds 16 februari 2005 algemene bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Het college had de kostendelersnorm toegepast, waardoor appellante een lager bijstandsbedrag ontving. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de uitkeringsspecificaties van 24 juli en 24 augustus 2016, maar het college verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De rechtbank oordeelde dat het college dit terecht had gedaan.
Appellante stelde dat zij had vertrouwd op een toezegging van het college dat zij een toeslag zou ontvangen, maar de Raad oordeelde dat dit geen bijzondere omstandigheid vormde die de termijnoverschrijding zou rechtvaardigen. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank dat appellante tijdig bezwaar had kunnen maken tegen de uitkeringsspecificatie van 24 juli 2016, maar dit niet had gedaan. Het hoger beroep van appellante werd dan ook afgewezen en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, en bevestigde de aangevallen uitspraak.