ECLI:NL:CRVB:2018:2786

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 augustus 2018
Publicatiedatum
13 september 2018
Zaaknummer
16/7501 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verantwoording van persoonsgebonden budget en terugvordering van onverschuldigd betaalde voorschotten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de verantwoording van een persoonsgebonden budget (pgb) dat aan appellante, een zorgontvanger, was verleend door Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. voor het jaar 2014. Het zorgkantoor had het pgb lager vastgesteld en een bedrag van € 8.823,49 aan te veel betaalde voorschotten teruggevorderd. Appellante betwistte deze beslissing en stelde dat de zorg die zij had ontvangen van Resultaat Coach AWBZ-zorg, als zorg onder de AWBZ moest worden aangemerkt.

De Raad heeft vastgesteld dat de zorg die door Resultaat Coach is verleend, niet voldoet aan de eisen van AWBZ-zorg. De Raad oordeelde dat de zorg niet gericht was op het ondersteunen bij vaardigheden of het aanbrengen van structuur, maar meer op psycho-educatie, wat niet vergoed kan worden uit het pgb. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het zorgkantoor terecht het pgb lager heeft vastgesteld en bevoegd was om de onverschuldigd betaalde voorschotten terug te vorderen.

De uitspraak bevestigt dat appellante niet aan haar administratieve verplichtingen heeft voldaan en dat het zorgkantoor in redelijkheid heeft kunnen besluiten om het pgb te verlagen. De Raad heeft ook geoordeeld dat de omstandigheden die appellante aanvoert, niet voldoende zijn om tot een ander oordeel te komen. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep houdt in dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en de eerdere uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.

Uitspraak

16.7501 AWBZ

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 24 oktober 2016, 16/1300 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. (zorgkantoor)
Datum uitspraak: 29 augustus 2018
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. E. Osinga, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het zorgkantoor heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juni 2018. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Osinga. Het zorgkantoor heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.H.D. Saro.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Het zorgkantoor heeft op grond van de Regeling subsidies AWBZ (Rsa) aan appellante voor het jaar 2014 een netto persoonsgebonden budget (pgb) verleend van € 8.528,49.
1.2.
Bij besluit van 25 juli 2015 heeft het zorgkantoor het pgb voor het jaar 2014 lager vastgesteld dan het verleende bedrag en een bedrag van € 8.823,49 aan te veel betaalde voorschotten van appellante teruggevorderd.
1.3.
Bij besluit van 29 januari 2016 (bestreden besluit) heeft het zorgkantoor het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard. Het zorgkantoor heeft hierbij het pgb van appellante voor het jaar 2014 vastgesteld op € 1.775,- en een bedrag van € 6.753,49 aan te veel betaalde voorschotten van appellante teruggevorderd. De verantwoorde bedragen voor zorgverleners Resultaat Coach, New Me, [X.] en [Y.] worden niet geheel geaccepteerd omdat appellante niet heeft voldaan aan de verplichtingen verbonden aan het verleende pgb. Voor zover hier van belang heeft het zorgkantoor aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de door Resultaat Coach geleverde zorg, met uitzondering van het stimuleren om naar therapie te gaan, geen zorg is als bedoeld in artikel 6 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ (BzA). Het grootste gedeelte van de door Resultaat Coach verleende zorg betreft psycho-educatie en mag niet uit het pgb worden vergoed.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellante heeft aangevoerd dat de zorgkosten van Resultaat Coach ten onrechte zijn afgewezen. De verleende zorg betreft begeleiding als bedoeld in artikel 6 van het BzA. De door Resultaat Coach gehanteerde term psycho-educatie is ongelukkig gekozen. Verder heeft appellante bij het invullen van haar verantwoordingsformulieren te goeder trouw gehandeld. Per abuis heeft appellante in haar laatste verantwoording, naast het al eerder verantwoorde bedrag aan pgb, enkel het resterende gedeelte verantwoord. Ook bestond er ten tijde van de verantwoording bij het buurtteam en de Sociale verzekeringsbank veel onduidelijkheid over deze materie. De door appellante gemaakte fouten zijn dus niet zo ernstig en alleszins begrijpelijk. Ten slotte is van belang dat de feitelijk verleende zorg duidelijk resultaat heeft opgeleverd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In beroep heeft appellante betoogd dat zij niet wist dat zij, na hiertoe door het zorgkantoor in de gelegenheid te zijn gesteld, het volledige bedrag over heel 2014 diende te verantwoorden en niet enkel het resterende bedrag naast het reeds eerder door haar verantwoorde bedrag. De rechtbank heeft geoordeeld dat dit betoog niet slaagt. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank hiertoe volledig en volstaat met een verwijzing daarnaar.
4.2.
Het bestreden besluit moet worden aangemerkt als een vaststellingsbesluit als bedoeld in artikel 2.6.13, tweede lid, van de Rsa en artikel 4:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit besluit moet ook worden aangemerkt als een terugvorderingsbesluit als bedoeld in artikel 4:95 van de Awb.
4.3.
Niet in geschil is dat appellante niet heeft voldaan aan de administratieve verplichtingen van artikel 2.6.9 van de Rsa. Het zorgkantoor was dan ook op grond van artikel 4:46, tweede lid, van de Awb bevoegd het pgb lager vast te stellen dan het bij de verlening bepaalde bedrag.
4.4.
Zoals de Raad eerder heeft overwogen (vergelijk de uitspraak van 1 mei 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ9635) moet het zorgkantoor de bevoegdheid om pgb’s lager vast te stellen uitoefenen met inachtneming van het geschreven en het ongeschreven recht, daaronder begrepen de in artikel 3:4 van de Awb neergelegde verplichting tot evenredige belangenafweging.
4.5.
De door appellante aangevoerde omstandigheden maken niet dat geoordeeld moet worden dat het zorgkantoor niet in redelijkheid heeft kunnen beslissen om het pgb voor het jaar 2014 lager vast te stellen. Anders dan appellante stelt, blijkt onvoldoende uit de stukken dat Resultaat Coach haar AWBZ-zorg heeft verleend. In het begeleidingsplan van Resultaat Coach staat dat appellante wordt ondersteund in het leren omgaan met haar problematiek, waaronder haar agressieve gedrag. Met appellante wordt op zoek gegaan naar de reactie en gedragsalternatieven. Ter zitting heeft appellante een setting beschreven waarin zij gesprekken heeft gevoerd over hoe zij omgaat met haar gezin, met zichzelf en met het verleden. De door Resultaat Coach verleende zorg is in de kern niet gericht op het concreet ondersteunen bij of het oefenen met vaardigheden of handelingen en/of het concreet ondersteunen bij of het oefenen met het aanbrengen van structuur of het voeren van regie. Veeleer is sprake van het aanleren van vaardigheden en gedrag. Nu de door Resultaat Coach verleende zorg grotendeels niet kan worden aangemerkt als AWBZ-zorg, is het niet accepteren van een gedeelte van de verantwoording ten aanzien van Resultaat Coach
– ondanks dat appellante wellicht baat bij deze zorg heeft gehad – geenszins onredelijk. Het zorgkantoor heeft het belang van handhaving van de niet nagekomen verplichtingen kunnen laten prevaleren boven het belang van appellante. Dat appellante te goeder trouw heeft gehandeld en er volgens appellante destijds ook bij verschillende instanties onduidelijkheid bestond over de materie, leidt niet tot een ander oordeel. De verantwoording van de besteding van het pgb is de eigen verantwoordelijkheid van appellante.
4.6.
Nu het zorgkantoor van zijn bevoegdheid tot het lager vaststellen van het pgb gebruik heeft kunnen maken, heeft het zorgkantoor aan appellante onverschuldigd een bedrag van € 6.753,49 aan voorschotten betaald. Het zorgkantoor is bevoegd tot terugvordering daarvan over te gaan. Appellante heeft geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan het zorgkantoor niet redelijkerwijs tot terugvordering heeft kunnen overgaan.
4.7.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.F. Wagner als voorzitter en D.S. de Vries en N.R. Docter als leden, in tegenwoordigheid van W.M. Swinkels als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2018.
(getekend) M.F. Wagner
(getekend) W.M. Swinkels

KS