Uitspraak
16.1276 WSF
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 1.002,-;
- bepaalt dat van de minister een griffierecht wordt geheven van € 503,-.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 1 februari 2016. De zaak betreft de herziening van studiefinanciering van betrokkene, die aanvankelijk was toegekend op basis van de norm voor uitwonende studenten. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had de studiefinanciering herzien naar de norm voor thuiswonende studenten, en een bedrag van € 6.261,56 teruggevorderd. Dit besluit was gebaseerd op een onderzoek naar de woonsituatie van betrokkene, waarvan de bevindingen als onbevoegd verkregen werden beschouwd. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het besluit van de minister vernietigd, omdat de bevindingen onvoldoende feitelijke grondslag boden voor de conclusie dat betrokkene niet op haar brp-adres woonde.
In hoger beroep heeft de minister de aangevallen uitspraak bestreden en aanvullende reisgegevens overgelegd als bewijs. De Raad oordeelde echter dat deze reisgegevens, zonder aanvullende bewijsvoering, niet voldoende waren om het standpunt van de minister te onderbouwen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de minister in de proceskosten van betrokkene moest worden veroordeeld tot een bedrag van € 1.002,-. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsbescherming van studenten en de noodzaak voor de minister om voldoende bewijs te leveren bij herziening van studiefinanciering.