ECLI:NL:CRVB:2018:2756
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van kinderbijslag in verband met ingezetenschap
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van kinderbijslag aan appellante. De zaak betreft de vraag of appellante nog als ingezetene van Nederland kan worden aangemerkt, aangezien zij vanaf het eerste kwartaal van 2014 niet meer in Nederland woonde. De Raad heeft vastgesteld dat appellante vanaf het eerste kwartaal van 2013 niet meer als ingezetene kan worden beschouwd, omdat zij met haar kinderen naar Marokko was verhuisd. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had eerder besloten dat appellante geen recht meer had op kinderbijslag en een bedrag van € 3.367,53 teruggevorderd. De rechtbank Midden-Nederland had het beroep van appellante ongegrond verklaard, maar in hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak vernietigd. De Raad oordeelde dat de Svb onvoldoende bewijs had geleverd dat appellante definitief naar het buitenland was vertrokken. De Raad heeft de besluiten van de Svb herroepen en het recht op kinderbijslag van appellante beëindigd met ingang van het eerste kwartaal van 2014. Tevens is de Svb veroordeeld tot vergoeding van kosten in bezwaar en proceskosten van appellante tot een totaalbedrag van € 2.505,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.