Uitspraak
16.3147 AOW, 16/3148 AOW
OVERWEGINGEN
21 april 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BM5100). De rechtbank is van oordeel dat op grond van de voorlopige onderzoeksbevindingen – het feit dat eiseres vertrokken was van het adres in Duitsland, de verklaring van haar zoon dat zij bij een vriend in [woonplaats] zou wonen en de BRP-inschrijving bij [A] in [woonplaats] – bij verweerder het vermoeden kon bestaan dat eiseres slechts recht had op een pensioen ter hoogte van een gehuwde pensioengerechtigde. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om eiseres te volgen in haar standpunten dat de verklaringen van haar zoon verzonnen zouden zijn door verweerder (…). De rechtbank ziet geen aanleiding om het onderzoek van verweerder onzorgvuldig te achten. Verweerder heeft terecht van de bevoegdheid tot schorsing gebruikt gemaakt.”