ECLI:NL:CRVB:2018:274
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J. Kraan
- M. Kraefft
- H. Lagas
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheidsgebrek bij ontslag van beroepsmilitair na ontheffing uit initiële opleiding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die ontheven is uit de initiële opleiding als beroepsmilitair. De appellant, die op 2 december 2013 als beroepsmilitair is aangesteld, raakte op 28 januari 2014 geblesseerd en meldde zich op 2 februari 2014 ziek. De staatssecretaris van Defensie heeft op 25 februari 2015 besloten om de appellant met ingang van 3 februari 2015 ontheven uit de opleiding. De appellant heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt, maar later werd hem eervol ontslag verleend wegens ontheffing van de initiële opleiding. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep tegen dit ontslag ongegrond, maar de appellant ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het ontslagbesluit onbevoegd was genomen, omdat de staatssecretaris het besluit had genomen zonder de juiste mandaat. De Raad stelde vast dat de appellant door dit bevoegdheidsgebrek niet was benadeeld, en paste artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht toe. De Raad concludeerde dat de ontslagbeschermingstermijn van 24 maanden, die op 2 februari 2014 was gaan lopen, ten tijde van het bestreden besluit was verstreken. Hierdoor was de staatssecretaris bevoegd om het ontslagbesluit te handhaven, maar op een andere grond en met een andere ingangsdatum.
Uiteindelijk oordeelde de Raad dat het hoger beroep slaagde, de aangevallen uitspraak werd vernietigd, en het beroep gegrond werd verklaard. De staatssecretaris werd opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, met inachtneming van de uitspraak van de Raad. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de kosten van de appellant, die in totaal € 2.004,- bedroegen voor verleende rechtsbijstand.