ECLI:NL:CRVB:2018:2697
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens schending inlichtingenverplichting en vermogensgrensoverschrijding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, eigenaar van een woning in Turkije, heeft in de periode van 3 mei 2010 tot 17 mei 2011 bijstand ontvangen op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). De bijstand is beëindigd wegens remigratie naar Turkije. Het dagelijks bestuur van uitvoeringsorganisatie Baanbrekers heeft vastgesteld dat de waarde van de woning van appellant de voor hem geldende vermogensgrens overschreed en dat hij zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door dit niet te melden.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het dagelijks bestuur ongegrond verklaard. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij recht had op bijstand, omdat zijn hypotheekschuld in mindering zou moeten worden gebracht op zijn vermogen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de hypotheekschuld slechts voor 1/100 deel kan worden betrokken bij de berekening van het vermogen van appellant, aangezien hij en zijn echtgenote gezamenlijk eigenaar zijn van de woning.
De Raad heeft vastgesteld dat de informatie van de echtgenote van appellant voldoende feitelijke grondslag biedt voor het bestreden besluit. De onderzoeksresultaten van Gürdal Law Office zijn niet onrechtmatig verkregen en de beroepsgronden van appellant zijn verworpen. De Raad heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd.