ECLI:NL:CRVB:2018:2690
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de WIA en de rol van medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die sinds 2005 met depressieve klachten uitgevallen is, had in 2007 recht gekregen op een loongerelateerde WGA-uitkering. In 2015 heeft het Uwv zijn WGA-uitkering ingetrokken, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar aangetekend, waarbij hij stelde dat zijn beperkingen onvoldoende waren erkend. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de conclusies van de rechtbank onderschreven. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door de artsen van het Uwv zorgvuldig was en dat de conclusies goed gemotiveerd waren. De Raad heeft vastgesteld dat er geen aanwijzingen waren dat de artsen de beperkingen van appellant hebben onderschat. De FML van 23 januari 2015 werd als voldoende overtuigend beschouwd, en de functies die aan appellant werden voorgehouden, werden als medisch passend beoordeeld. De Raad heeft de argumenten van appellant, waaronder de ingebrachte rapporten van psychologen, niet overtuigend genoeg geacht om tot een ander oordeel te komen.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak bevestigd, wat betekent dat de eerdere beslissing van de rechtbank in stand blijft. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.