ECLI:NL:CRVB:2018:2681
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkeringen na medisch onderzoek en geschiktheid voor functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland. Appellante, die van 5 oktober 1999 tot 1 september 2014 als huishoudelijk medewerkster werkte, meldde zich op 26 september 2014 ziek. Na een eerstejaars Ziektewet-beoordeling (EZWb) door een verzekeringsarts, werd vastgesteld dat zij met inachtneming van haar beperkingen in staat was om te werken. Het Uwv beëindigde haar ziekengeld per 26 oktober 2015, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat de medische onderzoeken onzorgvuldig waren en dat zij niet in staat was om de geselecteerde functies te vervullen. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om de conclusies van de verzekeringsartsen in twijfel te trekken. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en wees het verzoek van appellante om een onafhankelijk deskundige te benoemen af. De Raad concludeerde dat appellante op de relevante data geschikt was voor de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies.