ECLI:NL:CRVB:2018:2669
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E. Dijt
- A.I. van der Kris
- R.B. Kleiss
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en geschiktheid voor arbeid na psychische klachten
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die zijn bezwaar tegen een besluit van het Uwv over zijn WIA-uitkering ongegrond had verklaard. Appellant, die zich op 13 februari 2013 ziek meldde wegens psychische klachten, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. De verzekeringsarts concludeerde dat appellant beperkingen had voor het verrichten van arbeid, maar dat hij geschikt was voor bepaalde functies. De rechtbank volgde het oordeel van de deskundige, die de medische situatie van appellant had onderzocht en de door het Uwv vastgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) bevestigde. In hoger beroep voerde appellant aan dat de rechtbank ten onrechte het oordeel van de deskundige had gevolgd, omdat hij niet in staat zou zijn om arbeid te verrichten. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de door appellant ingebrachte medische informatie geen gemotiveerde betwisting van het deskundigenrapport bevatte. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, omdat de deskundige een zorgvuldig onderzoek had verricht en de conclusies overtuigend waren gemotiveerd. De Raad zag geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige te benoemen en concludeerde dat de functies die aan appellant waren voorgehouden medisch geschikt waren.