Uitspraak
16.5789 WIA, 17/5918 ZW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt aangevallen uitspraak 1;
- bevestigt aangevallen uitspraak 2 voor zover aangevochten.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellant, die lijdt aan de ziekte van Huntington, had hoger beroep ingesteld tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) die zijn aanvragen voor een WIA-uitkering en een ZW-uitkering hadden afgewezen. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om terug te komen van het eerdere besluit van 8 december 2009, waarin was vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het Uwv had terecht geweigerd om appellant in aanmerking te brengen voor een WIA-uitkering wegens toegenomen arbeidsongeschiktheid. De Raad concludeerde dat niet was gebleken dat appellant ongeschikt was voor zijn werk als persoonlijk verzorgende als gevolg van zijn darmklachten of de ziekte van Huntington. De rechtbank had in haar eerdere uitspraken terecht geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven om de eerdere besluiten te herzien. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraken van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellant ongegrond.