1.5.Bij besluit van 28 april 2014 heeft het college, onder verwijzing naar het advies van Flynth, de aanvraag van appellant afgewezen op de grond dat het bedrijf niet levensvatbaar is.
1.6.1.Appellant heeft er in zijn bezwaarschrift tegen dit besluit onder meer op gewezen dat volgens het in 2011 door het Hoofdbedrijfschap Detailhandel uitgebrachte rapport ‘Structuur in de markt’ inzake de ambulante handel (HBD-rapport) de gemiddelde jaaromzet van de markthandelaren snoep- en zoetwaren € 145.000,- bedraagt.
1.6.2.Naar aanleiding van het bezwaarschrift heeft het college het IMK verzocht om een nieuw onderzoek te doen naar de levensvatbaarheid van het bedrijf. In het op 3 september 2014 uitgebrachte advies heeft het IMK geconcludeerd dat het bedrijf niet levensvatbaar is. Het IMK baseert deze conclusie op het volgende:
- De ondernemersvaardigheden van appellant zijn met name op financieel en commercieel als matig beoordeeld. Ervaring op diverse relevante terreinen, in relatie tot de beoogde bedrijfsopzet, wordt nog onvoldoende aanwezig geacht.
- Er is sprake van een verminderde aantrekkingskracht van de warenmarkten. De marktmogelijkheden zijn beperkt.
- De kredietbehoefte van € 27.000,- dient volledig met vreemd vermogen te worden gefinancierd. Appellant heeft geen eigen middelen. De financiële lasten zullen een forse stempel drukken op de exploitatie.
- In het derde jaar wordt een omzet begroot van € 45.600,-. Gelet op de marktomstandigheden wordt geen verdere groei verwacht. De taakstellende omzet bedraagt € 55.000,-.
- Er zijn geen aanknopingspunten gevonden om te veronderstellen dat appellant in staat zal zijn een passende exploitatie te realiseren.
In het advies staat hierover onder meer het volgende. De concurrentie op het gebied op zoetwaren is enorm. Ambulante aanbieders die beschikken over goede markten/standplaatsen, een passend aanbod tegen een concurrerende prijs aanbieden, zich profileren met kwaliteit en adequaat inspelen op impulsaankopen, zullen in staat moeten zijn om hun omzet in stand te houden en eventueel uit te breiden. De succeskansen zijn afhankelijk van de vestigingspunten en bovendien is de uitstraling van het verkooppunt van belang. Appellant wil de verkoopactiviteiten vanuit een kraam gaan uitvoeren, maar in de praktijk blijken verkoopwagens/mobiele verkooppunten een groter onderscheidend vermogen te hebben en meer klanten te trekken. Het onderscheidend vermogen van de marktkraam van appellant wordt beperkt geacht. Appellant heeft nog geen concrete toezeggingen voor de markten waar hij een standplaats zou kunnen innemen. De laatste maanden zijn diverse betalingsachterstanden ontstaan, de totale schulden bedragen € 2.200,-. Appellant begroot de omzet voor het eerste jaar op € 79.200,-, welke omzet is gebaseerd op het HBD-rapport uit 2011. Vraagtekens worden gezet bij de actualiteit van de gebruikte cijfers. Appellant heeft te kennen gegeven dat hij zijn omzetprognose mede heeft gebaseerd op eigen waarneming op de markt in [woonplaats] . Deze waarneming heeft slechts betrekking op een beperkte periode op een willekeurige dag. De omzet van appellant wordt de komende drie jaren begroot op maximaal € 26.100,-, € 35.600,- en € 45.600,-. De gemiddelde omzet per uur heeft het IMK gebaseerd het door appellant uitgevoerde beknopte marktonderzoek. De omzet per klant bedraagt € 4,-. Uitgegaan wordt van gemiddeld acht klanten per uur en van een brutowinstpercentage van 68. De bedrijfskosten in het bedrijfsplan zijn aan de lage kant en worden naar boven bijgesteld.
1.6.3.Bij brief van 22 september 2014 heeft appellant gereageerd op het IMK-advies. Hij wijst erop dat, evenals in het rapport van Flynth, de jaaromzetcijfers in het rapport niet worden onderbouwd, dat de jaaromzetcijfers uit het HBD-rapport niet worden genoemd en dat de ondernemerstest die hij bij het IMK heeft gemaakt buiten beschouwing wordt gelaten. Voorts heeft appellant gewezen op de volgende onzorgvuldigheden. Er worden verschillende huurbedragen genoemd voor de huur van de opslagruimte, de ene keer inclusief btw de andere keer exclusief btw. De kosten van de transportmiddelen blijven over drie jaar hetzelfde, terwijl hij volgens het IMK-advies ieder jaar een dag meer op de markt gaat staan. Op pagina 19 van dit rapport bedragen de afschrijvingskosten € 3.800,-, terwijl deze kosten in het exploitatieoverzicht € 3.000,- bedragen. In het exploitatieresultaat op pagina 19 is het resultaat € 1.500,- verlies, terwijl het in het staafdiagram wordt weergegeven als € 1.500,- winst. De in het exploitatieoverzicht opgenomen financiële lasten zijn niet gespecificeerd. Het aantal klanten wordt geschat op acht en blijft daarna drie jaar gelijk. Cijfers worden kunstmatig gedrukt om de omzet maar zo laag mogelijk te houden. Er zijn geen duidelijke afspraken over wanneer appellant begint met aflossen; in het IMK-rapport is dat het eerste jaar, in het rapport van Flynth is dat pas het tweede jaar. Verder maakt appellant nog een aantal opmerkingen over het rapport van Flynth en merkt hij op dat aan de rapporten is te zien dat is gerommeld met de cijfers.
1.6.4.Vervolgens heeft appellant voorafgaand en tijdens de hoorzitting op 14 oktober 2014 nog een groot aantal stukken ingebracht. Hieronder bevindt zich onder meer een e-mailbericht van 11 februari 2014 van de manager marktzaken van de gemeente Amsterdam, waarin staat dat, indien appellant als zelfstandig ondernemer op de [markt] in Amsterdam wil staan, dit zeker mogelijk is, dat aangeraden wordt om ter plaatse met de marktmeesters te bespreken wat voor appellant een goede plaats kan zijn, dat appellant er dan van moet uitgaan dat hij daar als sollicitant gaat staan en dat als de manager marktzaken de gemiddelde bezetting goed inschat, er voor appellant zeker van maandag tot en met vrijdag plek zou moeten zijn, wellicht ook geregeld op zaterdag, maar dat het echt het beste is om dat persoonlijk ter plekke in te schatten. Voorts heeft appellant een berekening van zijn verwachte jaaromzet en van het aantal klanten per uur ingebracht. Appellant is hierbij uitgegaan van het gemiddelde van de in het HBD-rapport opgenomen jaaromzetten van markthandelaren snoep en zoetwaren ten bedrage van € 120.000,-. Hij gaat er verder vanuit dat hij in het eerste jaar 70% van die omzet kan genereren en komt, na correctie met 6% btw, uit op € 79.245,- omzet in het eerste jaar. Met een brutowinstmarge van 68 bedraagt de brutowinst € 53.887,-. Minus de bedrijfskosten in het eerste jaar van ongeveer € 18.000,- bedraagt de nettowinst dan € 35.887,-. Uitgaande van de omzet van € 79.245,- en 250 werkzame dagen op de markt per jaar, genereert appellant een omzet van € 317,- per dag. Dit is € 45,28 per uur, waarvoor twaalf klanten nodig zijn die € 3,77 - exclusief btw - uitgeven. Hierbij merkt appellant op dat hij met twaalf klanten per uur aan de voorzichtige kant zit en dat hij bij een omzet van € 120.000,- per jaar ruim zeventien klanten per uur zou kunnen bedienen.
1.6.5.Bij brief van 6 november 2014 heeft het IMK gereageerd op de kritiek van appellant op het IMK-advies en geconcludeerd dat wat appellant naar voren heeft gebracht onvoldoende is om de eerder opgestelde exploitatieprognose te wijzigen. Hieraan heeft het IMK het volgende ten grondslag gelegd. De cijfers uit het HBD-rapport kunnen niet één op één worden overgenomen, omdat deze cijfers een gemiddelde weergeven tussen goed renderende bedrijven en de bedrijven die verlieslijdend zijn, terwijl appellant een startend ondernemer is die geen ervaring heeft met het zelfstandig ondernemerschap, markthandel in het algemeen en de handel in snoepgoed in het bijzonder. Het HBD-rapport waarnaar appellant verwijst, is opgesteld op basis van gegevens en onderzoeken van eerdere jaren. Deze gegevens kunnen niet meer als representatief worden beschouwd. Gelet op de ontwikkelingen op de warenmarkt wordt niet verwacht dat het aantal klanten per uur de komende jaren zal toenemen. Bij het onderzoek zijn de resultaten van de ondernemerstest globaal meegenomen, maar de indruk van de adviseur weegt ook mee. Met betrekking tot de financiële aspecten zijn er veel vraagtekens. Appellant heeft in het verleden een Wsnp-traject doorlopen en nu is weer sprake van een oplopende schuldenlast. In het ondernemingsplan heeft appellant diverse bedrijfskosten niet of onvoldoende onderbouwd, terwijl bovendien geen sprake is van een consistente of volledige opsomming van de kosten. De juiste huurprijs is € 1.000,- per jaar, exclusief omzetbelasting. De transportkosten zijn inderdaad niet bijgesteld aan de toename van de bedrijfsdrukte. Deze kosten hadden in het tweede en derde jaar op een hoger niveau moeten liggen, waardoor de totale bedrijfskosten hoger uitkomen en het totale bedrijfsresultaat lager uitkomt dan in het IMK-rapport is opgenomen. De gebruikte diagrammen kunnen leiden tot een misinterpretatie.