ECLI:NL:CRVB:2018:2632
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van de Griend
- K.J. Kraan
- J.J.T. van den Corput
- Rechtspraak.nl
Tijdelijke regeling overgangsbeleid bij beëindiging privégebruik dienstauto politie en financiële tegemoetkomingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die werkzaam is bij de politie en in geschil is met de korpschef over de financiële tegemoetkomingen bij het beëindigen van het privégebruik van zijn dienstauto. De appellant had een dienstauto ter beschikking gesteld gekregen voor zowel dienst- als privégebruik. Na de invoering van het nieuwe Dienstautobeleid per 1 juli 2014, moest hij zijn dienstauto uiterlijk op 1 januari 2016 inleveren. De korpschef stelde de termijn voor de financiële tegemoetkoming vast op achttien maanden, gebaseerd op de periode waarin de appellant feitelijk gebruik had gemaakt van de dienstauto. De rechtbank Rotterdam had eerder het besluit van de korpschef in stand gelaten, waartegen de appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de korpschef terecht de gemiddelde fiscale bijtelling over 2014 had gehanteerd en dat de appellant niet in aanmerking kwam voor een langere overgangsperiode dan achttien maanden. De Raad oordeelde dat de argumenten van de appellant in hoger beroep geen aanleiding gaven om tot een ander oordeel te komen. De Raad concludeerde dat de feitelijke gebruiksperiode van de dienstauto leidend is voor de duur van de tegemoetkoming en dat de door de korpschef vastgestelde regeling rechtmatig was.