ECLI:NL:CRVB:2018:2631
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van de Griend
- K.J. Kraan
- J.J.T. van den Corput
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ontslag van een VWNW-kandidaat en de verplichtingen van de minister tot herplaatsing
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die het bezwaar tegen haar ontslag ongegrond verklaarde. Appellante was werkzaam bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en was aangesteld als VWNW-kandidaat na de privatisering van jeugdinstellingen. De minister had haar herplaatsing aangeboden, maar appellante reageerde niet op de aangeboden vacatures, waaronder een functie als secretaresse/managementassistent bij een extern bedrijf. De rechtbank oordeelde dat de minister zich voldoende had ingespannen voor herplaatsing en dat appellante zelf ook actief had moeten reageren op de vacatures.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad stelt vast dat de minister wel degelijk verplicht was om zich in te spannen voor herplaatsing, maar dat dit een tweezijdig proces is waarbij ook van appellante enige activiteit verwacht werd. De Raad concludeert dat appellante niet kan stellen dat de minister volstrekt eenzijdig had moeten handelen, aangezien zij zelf geen enkele reactie heeft gegeven op de herhaaldelijk aangeboden vacatures. De Raad wijst erop dat de bepalingen in het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) duidelijk maken dat de uiteindelijke plaatsing in een functie afhankelijk is van zowel aanbod als aanvaarding. Het hoger beroep van appellante wordt afgewezen, en de uitspraak van de rechtbank blijft in stand.