ECLI:NL:CRVB:2018:2620
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van zorgprofiel en indicatie voor langdurige zorg na overlijden van betrokkene
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de rechtbank het beroep tegen een besluit van het CIZ ongegrond heeft verklaard. Betrokkene, geboren in 1915 en overleden in 2016, had verschillende medische beperkingen en ontving zorg van een team van zorgverleners. Het CIZ had aan betrokkene een indicatie verleend voor palliatief terminale zorg, maar na de intrekking van de AWBZ werd deze indicatie voortgezet onder de Zorgverzekeringswet. Betrokkene heeft op 7 december 2015 een nieuwe indicatie aangevraagd onder de Wet langdurige zorg (Wlz). Het CIZ verleende op 8 januari 2016 een indicatie voor zorgprofiel VV Beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging, maar dit werd later aangepast naar VV Beschermd wonen met intensieve verzorging en verpleging. De rechtbank oordeelde dat het CIZ het medisch advies dat aan het besluit ten grondslag lag, terecht had gehanteerd en dat er geen aanleiding was om te oordelen dat betrokkene recht had op een ander zorgprofiel. In hoger beroep hebben appellanten zich tegen deze uitspraak gekeerd, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het zorgprofiel dat aan betrokkene was toegekend, goed aansloot bij zijn zorgbehoefte, zoals deze uit het medisch onderzoek naar voren kwam. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak.