Uitspraak
19 augustus 2016, 15/6328 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 19 augustus 2016, waarin het beroep van appellante tegen het besluit van het zorgkantoor ongegrond werd verklaard. Appellante had een persoonsgebonden budget (pgb) ontvangen van € 8.868,01 voor zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en had een verantwoordingsformulier ingediend voor de eerste helft van 2014. Het zorgkantoor keurde deze verantwoording echter af, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verleende zorg als begeleiding kon worden aangemerkt volgens de geldende regelgeving.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Het zorgkantoor had de verantwoording afgekeurd op basis van het ontbreken van urenspecificaties en een toelichting op de zorg. De rechtbank had deze afkeuring bevestigd, en appellante ging in hoger beroep. De Raad oordeelde dat de door de zorgverlener verleende zorg niet kon worden aangemerkt als begeleiding in de zin van de AWBZ, omdat de zorg niet voldoende duidelijk was omschreven in de beschikbare stukken.
De Raad concludeert dat het zorgkantoor terecht de verantwoording heeft afgekeurd en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een vergoeding van proceskosten, en de uitspraak is openbaar gedaan op 22 augustus 2018.