ECLI:NL:CRVB:2018:2577
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand in verband met oplichting en hennepteelt
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Almelo. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die samen met haar ex-partner, P, bijstand ontving op basis van de Participatiewet. De intrekking van de bijstand was gebaseerd op bevindingen van de Sociale Recherche Twente, die een hennepkwekerij en oplichtingsactiviteiten van P had ontdekt. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Enschede ongegrond verklaard.
Appellante voerde aan dat zij niet op de hoogte was van de oplichtingsactiviteiten van P en dat zij daarom haar inlichtingenverplichting niet had geschonden. De Raad oordeelde echter dat in het geval van gezinsbijstand beide partners als een eenheid worden gezien, wat betekent dat appellante zich niet kan beroepen op onbekendheid met de activiteiten van P. De Raad bevestigde dat het college gerechtigd was om de bijstand in te trekken en de teveel betaalde bedragen terug te vorderen.
Daarnaast voerde appellante aan dat zij was vrijgesproken in een strafzaak en dat dit in strijd was met de onschuldpresumptie. De Raad stelde vast dat de bestuursrechter niet gebonden is aan de oordelen van de strafrechter en dat de rechtsvragen in beide procedures verschillen. De Raad concludeerde dat de intrekking van de bijstand niet in strijd was met de onschuldpresumptie, omdat de bestuursrechtelijke procedure andere bewijsregels hanteert dan de strafrechtelijke procedure. Uiteindelijk werd het hoger beroep van appellante afgewezen en de eerdere uitspraak bevestigd.