ECLI:NL:CRVB:2018:2530
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op ziekengeld en arbeidsongeschiktheid
Op 15 augustus 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende het recht op ziekengeld van betrokkene, die zich op 11 november 2013 ziek had gemeld met psychische klachten. De Raad heeft de eerdere besluiten van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) beoordeeld, waarin werd vastgesteld dat betrokkene per 11 december 2014 geen recht meer had op ziekengeld. Dit besluit was gebaseerd op de conclusie dat betrokkene meer dan 65% van zijn loon kon verdienen in andere functies dan zijn laatst uitgeoefende arbeid als medewerker groenvoorziening.
In de procedure heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van betrokkene tegen het besluit van het UWV gegrond verklaard en het besluit vernietigd, omdat het UWV een verkeerde arbeidsmaatstaf zou hebben gehanteerd. Het UWV heeft echter in hoger beroep betwist dat zij een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd en heeft de Raad verzocht om de eerdere uitspraak van de rechtbank te vernietigen.
De Centrale Raad van Beroep heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hebben gedaan en dat er geen wijziging was in de medische situatie van betrokkene. De Raad oordeelde dat betrokkene nog steeds geschikt was voor ten minste een van de eerder geselecteerde functies, waaronder de functie van productiemedewerker industrie. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep van het UWV slaagt, de eerdere uitspraken van de rechtbank vernietigd en het beroep van betrokkene ongegrond verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling door verzekeringsartsen en bevestigt dat de maatstaf voor het recht op ziekengeld niet alleen gebaseerd is op de laatst uitgeoefende arbeid, maar ook op de geschiktheid voor andere functies.