Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1942 en erkend als vervolgde onder de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv), een verzoek ingediend voor een vergoeding voor de aanschaf van een auto met automatische transmissie. Dit verzoek werd afgewezen door de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, omdat appellante in staat werd geacht om gebruik te maken van een taxi. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld na beroep van appellante, die werd bijgestaan door haar advocaat, mr. J.C.M. van Berkel. Verweerder werd vertegenwoordigd door A.T.M. Vroom-van Berckel.
Tijdens de zitting op 2 november 2017 werd duidelijk dat appellante geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer, maar dat zij wel in staat wordt geacht om een taxi te nemen. De Raad heeft de adviezen van geneeskundig adviseurs R. Loonstein en R.J. Roelofs in overweging genomen, die beiden concludeerden dat er geen medische indicatie was die het gebruik van een taxi uitsloot. De Raad oordeelde dat appellante zelf aangaf in staat te zijn om van een taxi gebruik te maken, en dat praktische bezwaren, zoals het wonen in een afgelegen dorp, niet voldoende waren om haar aanvraag te honoreren.
De Centrale Raad van Beroep heeft uiteindelijk geoordeeld dat het bestreden besluit in stand kan blijven en heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan door B.J. van de Griend, met J. Tuit als griffier, en vond plaats op 4 januari 2018.