ECLI:NL:CRVB:2018:2471
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid en recht op WIA-uitkering na eerdere afwijzing
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een WIA-uitkering aan appellant, die eerder in aanmerking was gekomen voor een loongerelateerde WGA-uitkering. Appellant had zich op 3 juni 2008 ziek gemeld vanwege schouderklachten en was in 2010 in aanmerking gebracht voor een WGA-uitkering. Het Uwv had vastgesteld dat appellant per 1 januari 2013 geen recht meer had op een WIA-uitkering, omdat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. Appellant heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank verklaarde dit beroep niet-ontvankelijk. Na een melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid in 2014, heeft het Uwv opnieuw beoordeeld dat appellant ongewijzigd minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellant met ingang van 1 november 2013 geen recht heeft op herleving van zijn WIA-uitkering. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en voegt daaraan toe dat de medische beoordelingen door het Uwv zorgvuldig zijn uitgevoerd. De rapporten van de artsen van het Uwv zijn in de beoordeling betrokken en er zijn geen nieuwe medische gegevens over de datum in geding, 1 november 2013, die aanleiding geven om de eerder vastgestelde beperkingen te herzien. De Raad concludeert dat appellant in staat is geacht om in passende functies arbeid te verrichten, waarbij zijn verlies aan verdienvermogen beneden de 35% blijft. Het hoger beroep van appellant wordt dan ook afgewezen.