ECLI:NL:CRVB:2018:2390
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam over de rechtmatigheid van de beslaglegging op de WIA-uitkering en de betaalspecificatie
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 5 april 2018 haar beroep tegen besluiten van het Uwv ongegrond verklaarde. De zaak betreft de rechtmatigheid van een beslaglegging op de WIA-uitkering van appellante en de betaalspecificatie die zij ontving. Appellante ontving een tegemoetkoming arbeidsongeschikten voor het jaar 2017, maar was het niet eens met de beslaglegging op haar uitkering. De rechtbank oordeelde dat de beslaglegging geen invloed had op haar recht op de tegemoetkoming en dat de betaalspecificatie geen besluit in de zin van de Awb was. In hoger beroep heeft appellante dezelfde gronden aangevoerd als in eerste aanleg, maar de Centrale Raad van Beroep onderschreef de overwegingen van de rechtbank. De Raad concludeerde dat de rechtmatigheid van een eerder genomen besluit niet bij elke betaling opnieuw aan de orde kan worden gesteld, zolang er geen wijziging in de periodieke betaling optreedt. De betaalspecificatie werd gezien als een herhaling van een eerder besluit en niet als een nieuw besluit. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.