ECLI:NL:CRVB:2018:2355
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid in het kader van WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van appellant voor een IVA-uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellant, die zich op 1 augustus 2012 ziek meldde met rugklachten, was eerder door het Uwv beoordeeld en kreeg een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. Hij betwistte deze beslissing en stelde dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was, en daarom recht had op een IVA-uitkering.
De Raad oordeelde dat er geen voldoende medische onderbouwing was voor de stelling dat de klachten als gevolg van het obstructief slaapapneusyndroom (OSAS) duurzaam waren. De verzekeringsarts had in eerdere rapporten aangegeven dat de rugklachten duurzaam waren, maar dat de OSAS-klachten mogelijk verbeterd konden worden met behandeling. De Raad concludeerde dat het Uwv onvoldoende had aangetoond dat de behandeling van de OSAS zou leiden tot een verbetering van de belastbaarheid van appellant.
De Raad droeg het Uwv op om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen, omdat het besluit niet zorgvuldig was voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. De uitspraak benadrukt het belang van een gedegen arbeidskundig onderzoek en de noodzaak om de medische situatie van de appellant goed in kaart te brengen, vooral in het licht van de mogelijke verbeteringen door behandeling.