ECLI:NL:CRVB:2018:2332
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- F. Hoogendijk
- A. Stehouwer
- J.J.A. Kooijman
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens niet-melding onroerend goed in Suriname
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant ontving sinds 1 april 2009 bijstand van de Sociale verzekeringsbank (Svb) op basis van de Participatiewet (PW). De Svb heeft echter vastgesteld dat appellant onroerend goed in Suriname bezat, wat hij niet had gemeld. Dit leidde tot de intrekking van zijn bijstandsuitkering en een terugvordering van eerder ontvangen bedragen. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar de Svb handhaafde de intrekking en terugvordering. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van zijn mede-eigendom van een woning in Suriname. De Raad oordeelde dat het niet relevant is of de appellant zich bewust was van deze verplichting; het was zijn verantwoordelijkheid om de juiste informatie te verstrekken. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de Svb de bijstandsverlening mocht intrekken en de kosten mocht terugvorderen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van de appellant ongegrond. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.