In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) van 11 februari 2016. De appellant, die in Marokko een woning bezit, was in geschil met de Svb over de toekenning van sociale zekerheidsrechten. De Raad had eerder op 12 december 2017 een tussenuitspraak gedaan, waarin werd vastgesteld dat het bestreden besluit gebreken vertoonde. De Svb was opgedragen om deze gebreken te herstellen, maar heeft in een brief van 5 juli 2018 laten weten dat nader onderzoek in Marokko niet mogelijk was. Hierdoor kon de Svb het gebrek niet herstellen. De Raad oordeelde dat het hoger beroep slaagde, omdat de Svb niet had aangetoond dat de appellant in de relevante periode over de woning kon beschikken. De Raad vernietigde het bestreden besluit en herroepte ook een eerder besluit van 30 juli 2015, omdat dit besluit dezelfde gebreken vertoonde. Tevens werd de Svb veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die in totaal € 3.006,- bedroegen. De uitspraak werd openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.