ECLI:NL:CRVB:2018:2324
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- Y.J. Klik
- F. Hoogendijk
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstand op grond van het Bbz 2004 wegens niet beëindigen van onderneming
In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstand op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) door het college van burgemeester en wethouders van Vaals. Appellanten, die een kapsalon exploiteerden, hadden in 2013 aangegeven hun onderneming te willen beëindigen en vroegen bijstand aan. Het college kende hen bijstand toe in de vorm van een lening, onder de voorwaarde dat zij hun bedrijf voor 1 januari 2014 zouden beëindigen. Bij een controle in 2014 bleek echter dat appellanten hun onderneming niet hadden beëindigd, waarna het college besloot de bijstand terug te vorderen. De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellanten tegen dit besluit ongegrond.
In hoger beroep voerden appellanten aan dat het college ten onrechte de bijstand had teruggevorderd, omdat de voorwaarde van bedrijfsbeëindiging niet expliciet in het besluit van toekenning was opgenomen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de bedrijfsbeëindiging wel degelijk als voorwaarde was gesteld en dat appellanten hiervan op de hoogte waren. De Raad bevestigde dat het college terecht de bijstand had teruggevorderd, omdat appellanten niet aan de voorwaarden hadden voldaan. Ook het beroep op dringende redenen om van terugvordering af te zien, werd afgewezen, omdat appellanten niet aannemelijk hadden gemaakt dat de terugvordering tot onaanvaardbare sociale of financiële consequenties zou leiden.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.