Uitspraak
16.6196 WW, 16/6209 WW, 17/144 WW
OVERWEGINGEN
(...)
Opgemerkt wordt dat zowel bij een gerechtvaardigd ontslag op staande voet, opzegging wegens een dringende reden, dan wel bij ontbinding wegens een dringende reden er geen aanspraak gemaakt kan worden op een WW-uitkering.
4.5. Uit 4.3 en 4.4 volgt dat aan het ontslag zowel in objectieve als in subjectieve zin een dringende reden ten grondslag lag. Niet is gebleken van persoonlijke omstandigheden van betrokkene die meebrengen dat van een dringende reden geen sprake was. Het Uwv heeft in het bestreden besluit terecht geconcludeerd dat betrokkene verwijtbaar werkloos is geworden. Niet kan worden gezegd dat betrokkene het niet nakomen van de verplichting om werkloosheid te voorkomen niet in overwegende mate kan worden verweten. Bij het bestreden besluit is de WW-uitkering dan ook terecht geweigerd.