ECLI:NL:CRVB:2018:2262
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake studiefinanciering en woonadres in basisregistratie personen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de studiefinanciering van betrokkene, die vanaf 21 maart 2014 ingeschreven staat in de basisregistratie personen (brp) onder een specifiek adres. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, als appellant, heeft betoogd dat betrokkene ten tijde van belang niet op het brp-adres woonde, gebaseerd op reisgegevens die door hem zijn overgelegd. Deze reisgegevens zouden volgens de appellant aantonen dat betrokkene voornamelijk gebruik heeft gemaakt van haltes in de buurt van het ouderlijk adres, en niet van het brp-adres.
De rechtbank had eerder geoordeeld dat de bevindingen van een onderzoek naar de woonsituatie van betrokkene onvoldoende bewijs boden voor het standpunt van de appellant. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de reisgegevens, hoewel in beginsel bruikbaar, niet voldoende zijn om de bewijslast te dragen die op de appellant rust. De Raad concludeert dat de reisgegevens niet aannemelijk maken dat betrokkene niet op het brp-adres woonde, en bevestigt daarmee de uitspraak van de rechtbank.
Daarnaast is de appellant veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, die zijn begroot op € 1.002,-. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter J. Brand, met M. Gayir als griffier.