In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 juli 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [X] B.V. tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de toekenning van een WIA-uitkering aan een voormalig werknemer. De werknemer had zich op 6 april 2010 ziek gemeld, was hersteld verklaard, maar meldde zich opnieuw ziek op 3 mei 2010. Het Uwv had vastgesteld dat de werknemer vanaf 3 mei 2010 doorlopend arbeidsongeschikt was, maar dit besluit werd door appellante betwist. De rechtbank Midden-Nederland had het beroep van appellante ongegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv zijn besluit niet deugdelijk had gemotiveerd. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep van appellante gegrond. Het Uwv moet nu een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante, die in totaal € 1.503,- bedragen.